Van ziekenhuisbevalling naar badbevalling en uitputting in het kraamjaar
Lisa’s verhaal over heling, vertrouwen en het echte leven met twee kinderen
Beeld door: Malou Dijkstra Fotografie
Wanneer het niet gaat zoals je hoopt
Lisa (niet haar echte naam) kijkt met gemengde gevoelens terug op de geboorte van haar dochter. Het was een bevalling waar ze zich goed op had voorbereid en die ze graag thuis wilde doen. En zo begon het ook: in de vertrouwde omgeving van haar eigen huis. “Ik zat op een gegeven moment met mijn hoofd op het aanrecht in de keuken, daar ving ik de weeën op.” Ze was ontspannen en vol vertrouwen. “Ik vond het eigenlijk allemaal nog best te doen.”
Maar naarmate de tijd verstreek, veranderde het verloop. De verloskundige constateerde dat de bevalling niet snel genoeg vorderde en adviseerde een overdracht naar het ziekenhuis. “Ze zei: je mag blijven, maar ik denk dat het beter is als je gaat. En toen dacht ik: ja, ik ga mee.”
In het ziekenhuis kreeg Lisa al snel een ruggenprik en weeënopwekkers toegediend. De sfeer sloeg om. “Ik ging van ontspannen thuis bevallen naar liggen op een bed, niet meer kunnen bewegen, en heel technisch bezig zijn met ontsluiting.” Tijdens het persen kwam haar dochter niet goed mee. “Ze zat eigenlijk nog veel te hoog. Uiteindelijk is ze er in één keer uitgetrokken.”
Er was weinig regie en weinig gevoel van controle. “Ik was daar zo op gefocust: ze moet eruit, ik moet persen. Maar achteraf had ik het idee: ik ben gewoon een beetje door de bevalling heen gedrukt.” De nasleep was pittig. Lisa hield er een knip aan over, verloor veel bloed en voelde zich lichamelijk flink aangeslagen. “Ik was echt gebroken. Ik had nauwelijks kracht om rechtop te zitten.”
De kraamweek verliep traag en herstel kostte tijd. Ze voelde zich fysiek beperkt en emotioneel overrompeld. “Het duurde weken voordat ik het gevoel had dat ik weer een beetje mezelf werd.”
Met haar tweede bevalling in het vooruitzicht droeg ze deze ervaring met zich mee. Ze wist wat ze níet wilde: geen ziekenhuis, geen forceren, geen technische ingrepen. En dat maakte de geboorte van haar zoon zoveel meer helend.
“Het contrast tussen die twee bevallingen is niet uit te leggen,” zegt ze. “Bij de eerste voelde ik me vooral patiënt, bij de tweede echt moeder. Mijn lichaam mocht het doen, en dat deed het ook.”
Een helende tweede geboorte
Het is maandagochtend. Ze staat op uit bed, nog half dromend, terwijl de weeën langzaam aan kracht lijken te winnen. Ze komen en gaan, maar het ritme is er nog niet. “Ik dacht: ik ga even rustig liggen, misschien helpt het. En toen zakte het dus weer weg,” vertelt Lisa. De bevalling lijkt begonnen, maar haar lichaam neemt nog de tijd.
Lisa bevalt thuis, precies zoals ze had gehoopt. Haar verloskundige – een bekende, inmiddels vriendin – komt langs, voelt vier centimeter ontsluiting, en dan breken haar vliezen. “Waarschijnlijk zat er al een scheurtje in,” vermoedt Lisa, “want ik had al een paar dagen wat vochtverlies.” Vanaf dat moment gaat het snel. Ze belt de geboortefotograaf: “Je mag rustig aan komen, maar misschien moet je ook een beetje opschieten,” zegt haar verloskundige. Er is geen paniek, alleen een kalme energie in huis. “Het was echt zo’n negen-tot-vijf-bevalling. Iedereen was gewoon op tijd thuis.”
In de woonkamer wordt het bevalbad opgezet. Lisa blijft zolang nog in de slaapkamer, leunend tegen een kast. “Ik kwam deze keer niet in een bubbel, maar het was ook niet nodig. Het was gewoon gezellig. We maakten grapjes tussendoor.” Een moment van pure eerlijkheid volgt: “Ik kakte het hele bad onder. Echt... sorry hoor jongens.” Ze lacht erbij, openhartig als altijd.
Ze voelt het hoofdje langzaam indalen. Geen paniek, geen geforceer. “Ik hoefde niet zelf te persen, mijn lichaam deed het. Dat was zó anders dan bij de bevalling van mijn dochter. Daar zat veel meer druk achter.” In drie weeën is haar zoon geboren. “Ik dacht steeds: het zal nog wel een uur duren. Maar het ging gewoon vanzelf. Mijn lichaam wist precies wat het moest doen.”
Beeld door: Milou Dijkstra Fotografie
Een zachte landing - of toch niet?
De geboorte verloopt rustig. De verloskundige pakt hem aan en Lisa legt hem vrijwel meteen op haar borst. “Bij mijn dochter vond ik haar niet meteen mooi, dat kwam pas later. Maar bij hem dacht ik: wat een mooi kindje.” Ze straalt. De placenta volgt twintig minuten later, zonder prik, zonder interventie. Er is een klein scheurtje, maar geen hechtingen nodig.
Dan volgt de kraamweek. De contrasten met haar eerste ervaring zijn groot. “Ik kon nu gewoon lopen. Ik voelde me fysiek zó veel beter.” Toch zijn de eerste nachten zwaar: haar dochter wil alles meemaken, slaapt nauwelijks. En slapen lukt Lisa ook niet goed. “Op dag vier lag ik er helemaal af. Ik had in drie dagen misschien zes uur slaap gehad.”
Maar het is het jaar ná de kraamweek dat haar opnieuw vormt. Lisa begint na veertien weken weer met werken. “Hij sliep eerst best goed, maar vanaf het moment dat ik weer begon, werd het slechter. Hij werd drie, vier keer per nacht wakker.” Ze slaapt weer slecht, voelt zich op werk nooit echt uitgerust. “Ik had het idee dat ik me continu moest verantwoorden. Mijn hoofd werkte gewoon niet zoals het hoorde.”
Hoewel haar collega’s begripvol zijn, blijft ze zich tekort voelen schieten. “Het was best solistisch werk. En dan die druk die je jezelf oplegt. Ik dacht echt: straks word ik ontslagen.”
Ze beschrijft het jaar als zwaar. “Het was overleven. Echt.” Ondanks dat ze niet ziek was, voelde haar lijf en geest uitgeput. “Maar je meldt je niet ziek, want je bent niet écht ziek. Je bent gewoon moeder geworden.”
Ondersteuning en verbinding
Ze reflecteert ook op de maatschappij die een goed herstel onvoldoende ondersteunt. “Je krijgt maar een paar maanden verlof en niet al het verlof is betaald. En dan verwacht iedereen dat je daarna weer volle bak meedraait.” Ze denkt dat ze, als het kon, veel langer thuis was gebleven. “Misschien tot zes maanden fulltime, en dan rustig opbouwen. Maar ja, dat zit er gewoon niet in.”
Ze merkt dat moeders vaak zonder steunnetwerk zitten. “Mijn ouders wonen een uur rijden verderop. Mijn schoonouders passen al een dag op. Je wilt ze ook niet te veel vragen.” Toch vindt ze creatieve oplossingen: een meisje uit de buurt komt af en toe oppassen, en ze bouwt bewust aan een lokale community. “Ik zit nu in een eetclubje met andere moeders. We helpen elkaar. Al is het maar door te zeggen: breng je kinderen even, dan kun jij sporten.”
Er gloort weer lucht. “Hij slaapt inmiddels beter. Ik sport weer. Ik voel me langzaam weer mezelf worden.”
En of er nog een derde kindje komt? “Ik heb die wens wel. Maar haar partner minder. Logisch ook. Het was echt zwaar. Maar ik weet nu ook: het kan ook echt anders. Met meer rust, meer steun. Meer ruimte om moeder te zijn, in plaats van alleen maar te blijven doorgaan.”
Een jaar na de geboorte van haar zoon kijkt ze terug met dankbaarheid én met realisme. “Hij is zo schattig. En het wordt steeds leuker. Maar dat eerste jaar? Dat vond ik echt intens. En daar mag best meer ruimte voor zijn.”